Om een uur of half acht ben ik al op. Ik heb ongelofelijk slecht geslapen, en ik besluit dat deze ancht niet meer te redeen is en het beter is om nar gewoon uit bed te stappen. Ik begin de dag zoals mijn meeste raceagen: met een havermoutje met appel, kaneel en een beetje pindakaas. En een paar flinke koppen koffie.
Ik denk na over wat er voor me ligt. Is het misschein handig om een run-walk-run ding te plannen? Vijf minuten lopen, 1 minuut wandelen of zo en dan tot aan de finish? Ik leg het een van mn renvrienden voor, maar hij raadt het af. Ook Peter vind het een slecht plan. ‘Je gewoon moet luisteren naar je lichaam’, zeggen ze allebei, maar dat is makkelijk gezegd, want mijn lichaam wil eigenlijk gewoon terug naar bed.
Om een uur of half twaalf stappen we op de scooter. Peter loopt ook, en we willen op tijd zijn. We starten om tien voor twee pas, maar we moeten ons startnummer ook nog halen. De scooter lijkt verreweg het handigste vervoermiddel: het is maar een uurtje naar Amsterdam, het is stralend weer en we kunnen de scooter gewoon neerzetten bij de finish.
Het is toch wel koud naar Amsterdam, ondanks twee broeken, een shirt en twee truien, wanten en een sjaal en muts, en we moeten even zoeken, maar uiteindelijk zijn we op tijd. We zetten de scooter in de fietsenstalling bij het Olympisch Stadion, en lopen om het stadion heen naar de Sporthallen Zuid. Pas daar overvalt me dat echte Amsterdam Marathon-sfeertje: de dampende housebeats, de menigte, de talen die om je heen worden gesproken, de drukte en de vertrouwde witte tenten voor de kledinginname.
In de sporthal is het al vrij leeg. We vinden onze startnummer en spelden die gauw op; dan duwen we onze warme kleren in onze tas, eten snel nog een meegenomen boterham met pindakaas en leveren onze spullen in bij de laatste innametent die nog open is. En dan gaan we naar het startvak.
Peter start in een startvak voor mij, ik sta helemaal achteraan We wensen elkaar succes en nemen afscheid. We zien het laakr bij de finish pas weer, want we lopen allebei onze eigen race. Ik zoek een comfortabele plek met wat ruime, aan de achterkant, en ik neem nog een laatste selfie.
Dan begint het
startvak te schuiven. De vakken voor je starten, en de menigte schuift dan
steeds en vak op, richting de startmat. Er klinkt muziek, de omroeper jut de
groep op: ‘RUN IT AMSTERDAAAAAAAAAAAM! HANDEN IN DE LUUUUUUCHT!’ Ik zie de
energie van mensen om me heen, dat trappelende paardengevoel, klaar om te
starten, maar ik voel het zelf helemaal niet.
Het startsein
klinkt. Ik zet runkeeper aan terwijl ik in de crowd richting de startmat
schuifel. Dan begin ik met rennen. We gaan het stadionplein af, de stad in, de trambaan over, en ik neem een foto. Wat is dit toch gaaf!
KM2
Ik voel een
vervelende knijperig gevoel in mn rechte hamstring, maar even later gaat dat
ook weer weg. Zie je wel, het is een kwestie van opwarmen. Ik word soepeler, ik
ontspan wat meer. Inmiddels lopen we op de Churchillaan. Dit stuk vind ik altijd
zo mooi. De bomen waar je onderdoor loopt, helemaal in herfstkleuren, al die
renners eronder. Het is zonnig, maar hier lopen we in de schaduw van de
bladeren. Langs de route staan mensen, kindjes proberen je te high-given. Dit
sfeertje, DIT is de Amsterdam marathon.
KM3
De route wordt
wat nauwer. Ik word ingehaald door heel erg veel mensen. Ik probeer door te
lopen, maar ik kan echt niet harder. Dan word ik ingehaald door een meneer
zonder been, en ik besluit me niet aan te stellen.
KM4
We draaien omhoog, de eerste klim van deze halve marathon, de Utrechtsebrug op. Rechts naast de brug slaan de lopers van de hele marathon af, richting de Amstel, voor hun heldentocht, en ik ben plaatsvervangend trots op ze. Ik weet hoe zzwaar dat stuk word. Terwijl ik naar boven loop, schiet er ineens een heftige pijn in mijn rechter hamstring. Ik word er misselijk van, zo ploteling komt het, maar ik slaag erin door te lopen en als de de brug afgaan, ricting de Johan Muyskensweg, zakt het weer af.
KM5
De gang is er uit. Ik liep al in het achterste startvak, en wat ik bij de Sloterplasloop al vreesde gebeurt nu echt: ik zak af naar helemaal achteraan. Ik doe mn best, maar m been doet zeer, en ik probeer dat te vermijden door wat meer gewich te zetten op mijn linkerbeen. Dan kom ik bij de waterpost. Daar is al bijna niemand meer.
KM6
Bij de waterpost overweeg ik even te stoppen. Dit is onzinnig, app ik aan de coach. Ik wil meer vetellen, maar dat lukt niet. Ik moet overgeven van de pijn in mn been, en in mn buik, en van weet ik veel waarvan.
Als ik nu terug wandel, dan doe ik daar een uur over. Ik weeg te voor en tegens af. Nu kan ik nog draaien, na 10 kilometer dat niet meer zinvol, maar nu nog wel. Als ik nu ben ik er ruim op tijd om Peter te zien finishen. Aan de andere kant, ik hoef maar drie keer nog zo'n stukje als ik nu heb gedaan. Hoe ver is dat nou uiteindelijk? En ik voel me beter, nu niet meer misselijk. Mn hamstring doet niet zeer als ik niet loop, en dat vertroebelt mn beoordelingsvermogen.
KM7
Met de beste wil van de wereld kan ik niet meer harder dan een minuut of 9 per kilometer. Ik raak steeds verder achteraan. Als ik de bocht om draai naar de Van der Made weg besluit ik mn focus te verleggen door mn stappen te tellen: 1, 2, 3, 4, 5, 6 7, 8.... 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8... het helpt. Ik zet mn muiek uit, en mn kilometer meldingen ook. Ik wil het niet weten, ik wil gewoon stappen tellen. Af en toe gun ik mezelf een paar stappen wandelen, dan hobbel ik voorzichtig verder en zo vind ik een nieuwe cadans.
KM8
Duivendrecht, vlak bij mijn werk. Ineens herken ik mijn fietsroute. Er loopt 1 mevrouw naast me, Ze komt uit Duitsland, en ze groet me als ik haar tijdens mijn zoveelste 12345678 maar weer eens inhaal. Verder zie ik niemand meer.
KM9
Ik kan de pijn in mn been niet meer negeren en ik moet huilen, van de
combinatie pijn en een beetje paniek. Ik moet nog zover. Ik app de
coach het woord 'hamstrings' en een selfie waarop ik, geloof het of
niet, probeer te glimlachen:
We kunnen wel stellen dat dat mislukt, en vrijwel meteen appt de coach terug:
Dat wil ik wel, maar hoe dan? Hier is niemand meer! Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen. Het dringt helemaal niet meer tot me door dat ik gewoon naar een van de vrijwilligers langs de lijn kan lopen.
KM10
Ik wandel meer dan ik loop, maar ik ben ineens toch gewoon op de helft. Inmiddels ben ik in de Watergraafsmeer. het wordt iets drukker om me heen dan in Amsterdam Zuid Oost. Ik weet nog dat ik hier vorig jaar liep. Mijn gedachten dwalen af en ik word wat rustiger.
KM11
De volgende waterpost. Ik eet een banaantje, drink een bekertje isostar en diesel weer verder.
KM12
Nog maar ruim acht kilometer. Ik heb pijn in mn lijf en mijn tempo zakt verder terug. Overal worden de linten en afzettingen langs de weg al opgeruimd. Dat vind ik zo naar - ik weet niet eens of ik nog binnen de tijd ga finishen voor een medaille, als ik er nu niet in ga slagen om weer te rennen.
KM13
Er komt een busje naast me rijden. De bezemwagen. Het raampje gaat open en een Amsterdams accent zegt tegen me, 'Wijffie, je moet instappen'. 'Nee', zeg ik, 'ik red het wel'. 'Nou', zegt de meneer met de snor, 'so te sien anders niet. Ik sou maar instappe, want je loopt niet meer echt lekker, en het is nog een heel eind'.
Bij de woorden 'een heel eind' voel ik de moed in mn schoenen zakken, en ik geef op. Ik stap in.
Ik ben zo, zo, zo enorm teleurgesteld. In mezelf. Ik heb
het opgegeven. Ik heb niet hard genoeg gewerkt, ik heb het laten
afweten, ik heb het niet gered. Ik app Tiny dat ik in de bezemwagen
zit.
Hij appt terug:
Dat helpt.
Een beetje.
De bezemwagen brengt me naar het stadion. Daar is Peter gefinished, in een PR op de 21,1 km van 2 uur en 11 minuten. Ik ben blij voor hem en trots op hem, en ik wil vooral alles horen over zijn race. We kleden ons aan en scooteren terug. Achterop, terwijl we langs de Amstelveenseweg rijden en ik de man zonder been zie finishen, komen de tranen.
En die zitten nog urenlang hoog.
Later die avond appt een vriend:
'Far better is it to dare mighty things, to win glorious triumphs, even though checkered by failure... than to rank with those poor spirits who neither enjoy nor sufffer much, because they live in a gray twilight that knows not victory nor defeat.
Theodore Roosevelt'
Zo is het. Zo is het echt.
Volgende keer beter.